Frontsoldaten en gefusilleerden

Brochure 'De Groote Oorlog langs Edegemse straten'3 Mb(pdf)

Edegem telt 22 straten die een band hebben met Wereldoorlog I: zeven genoemd naar op Fort 5 gefusilleerde burgerverzetsstrijders, zeven naar leden van de Vlaamse Frontbeweging en acht met meer algemene benamingen zoals Heldenstraat, Vrijwilligersstraat en Strijdersstraat. In het kader van de herdenking van 100 jaar WOI, hebben de Koninklijke Nationale Strijdersbond (KNSB) Edegem en Erfgoed Edegem in samenwerking met de Coördinatieraad WO I en de
diensten van de gemeente Edegem een project opgezet om in elk van deze straten een paneel te plaatsen met informatie over de naamgeving van de straat.

Om de jeugd te betrekken bij het herdenkingsgebeuren werd het project ontwikkeld samen met leerlingen van het Koninklijk Technisch Atheneum (KTA) Da Vinci te Edegem.

Bij gebrek aan historisch materiaal over de straten met algemene benamingen, werd het project beperkt tot de veertien straten genoemd naar gefusilleerde burgerverzetsstrijders en leden van de Vlaamse Frontbeweging.

Bovenstaande brochure leid je langs de verschillende straten en informatiepanelen. De eerste groep straten bevindt zich in de omgeving van Fort 5, de tweede groep op het Groot Molenveld.

Frontsoldaten

Gebroeders Van Raemdonck  

(°Edward, 8 oktober 1895  & Frans, 24 januari 1897, Temse)

Wanneer in 1914 de oorlog uitbreekt, gaan broers Frans en Edward Van Raemdonk vrijwillig in dienst bij het leger. Beide broers schoppen het tot sergeant en zijn actief binnen de Frontbeweging.

Op 25 maart 1917 nemen Frans en Edward deel aan een raid bij nacht te Steenstraete met als bedoeling Duitse krijgsgevangenen te maken. Wanneer Frans niet terugkeert, loopt Edward onder zwaar spervuur terug het niemandsland in. De mythe wil dat de broers achttien dagen later dood in elkaars armen teruggevonden zijn.

Achteraf blijkt echter dat Frans en Edward op enkele meters van elkaar gestorven zijn en dat het de Waalse korporaal Amé Fiévez is die samen met Frans teruggevonden werd. Ze stierven dus niet in elkaars armen, maar Edward gaf z’n leven om zijn broer Frans terug te vinden.

De broers worden samen met de Waalse korporaal begraven in een granaatkuil. Na herovering van het gebied in 1918 worden ze herbegraven in Steenstrate. Het graf van de broers is ook de bestemming

van de tweede IJzerbedevaart in 1921. In 1924 worden de stoffelijke resten overgebracht naar de militaire begraafplaats van Westvleteren. Ter gelegenheid van de 13e IJzerbedevaart in 1932 worden de broers definitief bijgezet in de crypte van de IJzertoren. Een jaar later wijdt het IJzerbedevaartcomité een monument in op de plaats waar Frans en Edward sneuvelden. Na hun dood groeiden beide broers uit tot een symbool van de Vlaamse Beweging.

Hubert Willems   (° 31 januari 1894, Wambeek )

Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, is Hubert Willems student geneeskunde aan de Universiteit van Leuven. In oktober 1914 geeft hij zich op als vrijwilliger bij het Belgisch leger en in 1916 wordt hij aan het front ingezet. Daar werkt hij zich op tot sergeant-mitrailleur.

In het leger wordt Hubert een overtuigde Vlaming. Hij vervlaamst zijn naam tot Bert en schrijft voor het blad Ons Vaderland. Wanneer onbekenden tijdens de nacht van 9 op 10 februari 1918 de letters AVV-VVK op een aantal heldenhuldezerken vandaliseren, veroordeelt Bert Willems deze ’heiligschennis’ scherp.

Bij een massale actie van de Frontbeweging op 1 maart 1918 spreekt student-sergeant Bert Willems ’s avonds de mannen van zijn regiment toe. Ze moesten goede soldaten zijn, maar op het beslissende ogenblik geldt de regel ‘alles voor het recht van het volk’.

Op 29 september treft hem in Moorslede, dicht bij Roeselare, een kogel in het hoofd. Daar krijgt hij ook een graf onder een eenvoudig houten kruis. Later brengt zijn familie hem over naar zijn thuisstad Wambeek. Bert wordt uitgeroepen tot IJzersymbool. Ter gelegenheid van de 13de IJzerbedevaart in 1932 wordt hij bijgezet in de crypte onder de IJzertoren.

Frans Kusters  (° 9 januari 1891, Rekem )

Jean Michel François Kusters is onderwijzer te Rotem. Hij doet zijn legerdienst in 1911 en in 1914 geeft hij zich op als vrijwilliger en wordt hij brancardier.

In 1916 komt Frans aan het front in contact met een studiekring in zijn eenheid. De studiekring organiseert Frans Kusters (tweede van rechts) bij een ambulancewagen aan het front lezingen, cursussen en discussies. Frans merkt ook hoe Vlaamse soldaten worden gestraft vanwege hun Vlaamse overtuiging. Vanaf dan trekt hij de Vlaamse zaak en geeft hij les aan de meestal laaggeschoolde Vlaamse soldaten.

Op 22 augustus 1917 treft een kogel Frans in de schouder tijdens een terugtocht uit de eerste frontlinie. Twee dagen later sterft hij in het veldhospitaal in Hoogstade. De volgende dag wordt hij er begraven op de Belgische militaire begraafplaats. Zijn graf krijgt een heldenhuldezerk.

Tijdens de 13e IJzerbedevaart in 1932 wordt Frans als een van de IJzersymbolen herbegraven in

de crypte van de eerste IJzertoren.

Joe English   (° 5 augustus 1882, Brugge )

Joseph (Joe) English, zoon van een Brits-Ierse vader en een Vlaamse moeder, heeft al van kindsbeen af het tekentalent in de genen. Vanaf 1901 volgt hij dan ook een kunstopleiding aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Om zijn studies te kunnen betalen, gaat hij in dienst in het leger maar moet hiervoor wel Belg worden. In september 1904 eindigt zijn diensttijd en wordt hij ‘soldaat met onbepaald verlof’.

In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog raakt Joe al sterk betrokken bij de Vlaamse beweging en wordt hij bekend in heel Vlaanderen.

In 1914 wordt Joe opgeroepen. Vanaf eind 1915 zorgt hij voor illustraties bij talrijke publicaties voor de Vlaamse zaak en tegen het alcoholmisbruik en de zedeloosheid in het leger, gaande van brochures, krantenartikels, prentkaarten tot sluitzegels. Hij illustreert ook een gebedenboek uitgegeven door Vlaamsgezinde legeraalmoezeniers.

Wanneer in mei 1917 zijn vriend Firmin Deprez sneuvelt, ontwerpt hij een grafmonument in de vorm van een Keltisch kruis. Dat kruis staat later model voor de heldenhuldezerk voor de Vlaamse gesneuvelden. In oktober 1917 wordt Joe als frontschilder toegelaten tot de artistieke sectie van het leger.

Korporaal Joe English sterft op 30 augustus 1918 aan een gesprongen appendix. Hij is dan uitgegroeid tot een symbool van de Vlaamse emancipatiestrijd en is een verbindingselement tussen verschillende stromingen binnen de Vlaamse beweging.

Joe’s tekening IJzerkruis biedt de inspiratie voor de bouw van de oorspronkelijke IJzertoren. Zijn

graf te Steenkerke is de bestemming van de allereerste IJzerbedevaart in 1920. Tijdens de 13e IJzerbedevaart in 1932 wordt zijn stoffelijk overschot bijgezet in de crypte van de IJzertoren. Ook de dag van vandaag blijven nog een 130-tal authentieke heldenhuldezerkjes over.

Firmin Deprez   (° 30 mei 1890, Kortemark)

Firmin Deprez groeit al tijdens zijn humanioraperiode uit tot een van de leidende figuren binnen de West-Vlaamse katholieke studentenbeweging. In 1911 studeert Firmin aan de Katholieke Universiteit van Leuven en sticht hij er de invloedrijke studentenkring Amicitia. Die wil studenten een beter Christen en Vlaming doen worden. Afgekeurd voor het leger belandt Firmin begin 1915 in De Panne en wordt hij medewerker van De Belgische Standaard: een vaderlandslievend, Vlaams en katholiek blad. Wat later meldt hij zich aan als oorlogsvrijwilliger.

Tijdens zijn opleiding organiseert Firmin bijeenkomsten met Vlaamsgezinde studenten. In brieven klaagt hij wantoestanden in het leger aan. Ook wanneer hij in 1915 sergeant wordt, blijft Firmin zich inzetten voor de Vlaamse, Christelijke zaak en verdedigt hij als kandidaat in de rechten

Vlaamse militairen voor de krijgsraden. Vanaf begin 1916 wordt Firmin ingezet aan het IJzerfront. Ook daar blijft hij zich in brieven en artikels in De Belgische Standaard inzetten om het moreel van de studenten op te krikken. Als hij in de nacht van 21-22 mei 1916 werkt aan de voorposten bij Noordschote, wordt Firmin gedood. Zijn dood krijgt veel aandacht in de Vlaamse pers. Zijn vriend Joe English ontwerpt de welbekende heldenhuldezerk voor Firmin. Ter gelegenheid van de 13de IJzerbedevaart in 1932 wordt het stoffelijk overschot van Firmin overgebracht naar de crypte van de IJzertoren.

Renaat de Rudder  (° 11 december 1897, Oostakker)

Renaat de Rudder wil priester worden en gaat in 1911 op internaat in het Sint-Vincentiuscollege in Eeklo. Tijdens zijn collegeperiode engageert Renaat zich in Vlaamse studentenverenigingen. Als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, biedt de 16-jarige Renaat zich samen met vijf andere dorpsgenoten aan als vrijwilliger bij het leger.

Na een opleiding in Frankrijk vertrekt Renaat in 1915 naar het front in de buurt van Nieuwpoort. Daar groeit zijn Vlaams engagement, want Renaat merkt keer op keer dat Vlaamse soldaten minachtend behandeld worden door de overwegend Franstalige legertop.

Hij sticht aan het front de vereniging IJzerkerels, schrijft regelmatig artikels voor Ons Vaderland en De Belgische Standaard en praat vaak met gelijkgezinde soldaten. Vanaf half 1917 worden zijn publicaties en brieven meer en meer gecensureerd door de veiligheidsdiensten. Renaat wordt zelfs twee keer gevangengezet en vreest  zijn kans om priester te worden te verliezen maar hij komt elke keer weer vrij.

Renaat zet zich niet alleen in voor de Vlaamse zaak en de Katholieke waarden, hij is ook erg moedig. In december 1917 schrijft hij een briefje aan zijn moeder, dat later zijn testament zal worden. Op de avond van 17 december neemt Renaat vrijwillig deel aan een patrouille voor de voorposten in Merkem. Per vergissing nemen eigen troepen de patrouille onder vuur. Renaat wordt dodelijk getroffen en overlijdt een dag later in het veldhospitaal van Hoogstade.

In 1922 is zijn graf op de militaire begraafplaats van Westvleteren de bestemming voor de 3e IJzerbedevaart. Ter gelegenheid van de 13e IJzerbedevaart in 1932 wordt zijn stoffelijk overschot bijgezet in de crypte van de IJzertoren.

Louis De Boninge  (° 26 november 1896, Antwerpen )

Louis is 18 als hij intreedt bij de Witte Paters in Boechout. Een jaar later wordt hij opgeroepen en krijgt hij een opleiding tot brancardier in Frankrijk. Midden 1916 staat hij aan het IJzerfront. Daar werkt Louis mee aan de frontblaadjes Sint-Amandus Studentenblad en De Leiekerels. In 1917 wordt hij flamingant, vormt hij zijn voornaam om tot Lode en sluit hij zich aan bij de Frontbeweging.

Omdat Lode deelneemt aan een verboden vliegtocht, een actie waarbij pamfletten en affiches met

Vlaamse eisen verspreid worden onder de frontsoldaten, wordt hij veroordeeld tot zes  maanden voorwaardelijk.

Op 7 mei 1918 overlijdt Lode De Boninge wanneer een granaat hem tijdens een actie in Sint-Joris bij Nieuwpoort dodelijk treft. Lode wordt begraven in De Panne en later bijgezet in het familiegraf in Wevelgem, waar hij nog altijd rust. Op de 15e IJzerbedevaart in 1934 wordt hij verheven tot IJzersymbool. Door verzet van zijn familie is Lode de enige van de IJzersymbolen die niet in de crypte van de IJzertoren ligt. Een levensgroot beeld van hem sierde de oorspronkelijke IJzertoren.

GEFUSILLEERDEN

Edmond Mariën (°Mechelen, 1882).

In 1907 werd Edmond wattman bij de Antwerpse trammaatschappij. In 1909 ging hij aan de slag als politieagent in de eerste wijk, waar ook de Grote Markt, het Stadhuis en het Schipperskwartier lagen. Hij kreeg het nummer 53.

De 33-jarige Edmond sloot zich in 1915 aan bij een ondergronds netwerk via een bevriende collega Denis Boel, broer van de rijkswachter op rust Arthur Boel. Hij observeerde vooral de Duitse transporten op de spoorlijn Lier-Mechelen en speelde waardevolle informatie over troepenbewegingen door aan de geallieerden in Nederland.

Op 14 november 1916 werd Edmond Mariën opgepakt door de Duitsers aan een grensovergang bij Turnhout. Hij werd opgesloten in de gevangenis in de Begijnenstraat in Antwerpen, waar hij door zijn celgenoot Oscar De Weerdt verraden werd.

Op 30 augustus 1917 werden Edmond Mariën en Arthur Boel, beiden beschuldigd van spionage, ter dood veroordeeld. Op 3 september 1917 werd hem op de executieplaats in Fort 5 nog genade aangeboden als hij zijn medeplichtigen zou verraden. Hij weigerde en werd vervolgens gefusilleerd. Aanvankelijk begraven op Fort 5 werd hij na de oorlog terug opgegraven en met eer begraven naast Arthur Boel op de begraafplaats Schoonselhof in Antwerpen.   

Louis D’Heldt  (° 21 februari 1874 Duffel)

Louis D’Heldt woonde in Antwerpen waar hij werkte als koopman in granen. Zijn job maakte dat hij al van voor de oorlog veel contacten binnen en buiten België had. Die contacten kwamen goed van pas voor zijn spionagewerk tijdens de Eerste Wereldoorlog. Louis smokkelde brieven van Duffelse frontsoldaten en hun verwanten van het neutrale Nederland naar bezet België. Hij smokkelde niet alleen brieven, maar hij verzamelde ook uiterst belangrijke informatie over Duitse troepenbewegingen.

Op een van zijn tochten liep het echter mis en konden de Duitsers hem arresteren. De Duitse Krijgsraad velde daarop een doodsvonnis vanwege hoogverraad. Louis probeerde nog om zijn doodstraf af te wenden, maar het genadeverzoek werd afgewezen.

Op 8 september 1916 brachten de Duitsers hem over naar Fort 5 waar een vuurpeloton het vonnis uitvoerde. Op dat moment was Louis 42 jaar. Uit dank voor zijn verzetsdaad, werd  op 20 juli 1922 de D’Heldtlaan naar Louis vernoemd. Precies 100 jaar na zijn overlijden, op 8 september 2016, organiseerde de gemeente Edegem een herdenkingsceremonie bij het monument aan de Mariënlaan ter ere van de gefusilleerden.

Jozef Jespers (°21 januari 1878, Zoersel).

Jozef Jespers was cafébaas van een kroeg op de Sint-Paulusplaats in Antwerpen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd zijn café gebruikt als zogenaamde brievenbus. Spionnen brachten berichten binnen en vervolgens werden ze in fietsbanden, kleren, knopen, hoeden en veters naar Nederland gesmokkeld. Soms werden ze zelfs met pijl en boog over de grens geschoten. De berichten waren geschreven in codetaal en met onzichtbare inkt.

Ook berichten waarin de werking van de verzetsgroep stond beschreven, passeerden het café. De man die ze moest bezorgen, speelde ze echter door aan de Duitsers. Daardoor werd de hele organisatie opgerold en belandden 64 leden achter de tralies. Voor zes van hen werd het gratieverzoek afgewezen.

Op 16 maart 1918 in Fort 5 werd hij samen met 5 andere leden van de verzetsgroep in alle vroegte gefusilleerd.

Jacob Jozef Leroy (° 14 Maart 1871, Céroux-Mousty)

Jozef Leroy was tijdens de Eerste Wereldoorlog samen met zijn gezin erg actief betrokken bij het ongewapend burgerverzet tegen de Duitse bezetter.

Jezelf ongewapend verzetten kon bijvoorbeeld door brieven naar het Belgische front te smokkelen, gestrande soldaten van de geallieerden de grens over te helpen of door het verzamelen van informatie over legeractiviteiten van de Duitsers. Jozef spioneerde voornamelijk in Wallonië.

Maar de bezetting zorgde ook voor verklikkers. Verklikkers werkten samen met de Duitsers om allerlei redenen zoals wraak of hebzucht.

Het netwerk waarin Jozef betrokken was, werd verklikt en hij werd door de Duitsers opgepakt op 12 november. De Duitse krijgsraad veroordeelde hem

vervolgens tot de dood en samen met 5 anderen werd Jozef op 47-jarige leeftijd gefusilleerd in Fort 5.

Zijn vrouw en twee kinderen kregen zware straffen met dwangarbeid. Jozef ligt nog altijd begraven op de begraafplaats Schoonselhof in Wilrijk.

Felix Hendrik Moons (° 10 April 1869, Diest)

Felix Hendrik Moons was een erg geliefd pastoor van de Heilig Hartparochie in Winksele-Delle.

Toen bij het begin van de oorlog verschillende groepen van verzetsstrijders ontstonden, wilde pastoor Felix niet achterblijven en ontwikkelde hij een netwerk om gewonde Franse en Britse soldaten over de grens met Nederland te brengen.

Hij bezorgde het Belgische en Engelse leger ook informatie over geheime dossiers en Duitse troepenbewegingen. Toen de Duitsers hem in zijn parochie wilden arresteren, kon hij dankzij de hulp van een vriend onderduiken in Kontich.

Felix bleef een jaar onder de radar en besloot dan om lid te worden van een ander spionagenetwerk in Brussel. Maar daar ging het mis. De Duitsers pakten dankzij een tip van een verklikker de hele groep op. Pastoor Felix werd ter dood veroordeeld en op 16 maart 1918 werd hij samen met 5 andere leden van zijn groep door de Duitsers gefusilleerd in Fort 5.

Na de oorlog werd de straat tussen de Vestinglaan en de Burletlaan in Edegem vernoemd naar Pastoor Felix. De Pastoor Moonslaan was geboren.

Léon Parent (° 10 April 1895, Diest)

Op z’n 18 raakte Léon Parent in 1914 betrokken bij de oorlog. Léon woonde samen met z’n ouders in Vonêche. Om te ontsnappen aan de Duitsers verscholen een aantal Franse soldaten zich in de bossen in de buurt. Léon zorgde vier maanden lang voor voedsel en kledij voor de Franse soldaten.

Daarna begeleidde hij ze naar Nederland. In totaal smokkelde hij 300 personen de grens over.

Het ging fout toen een oom van Léon aan de grens werd aangehouden. De oom had een brief bij die Léon aan de Franse consul had geschreven.

De dag nadien werd Léon opgepakt en ter dood veroordeeld. Zijn genadeverzoek werd afgewezen.

Arthur Wattiez, (° 29 april 1872, Beelers)

Arthur Wattiez was er als de kippen bij om zich aan te sluiten bij een Brusselse verzetsgroep. Hij was als ploegbaas bij de Belgische Spoorwegen in ’s-Gravenbrakel dan ook van enorm belang voor het spionagenetwerk.

De troepenverplaatsingen gebeurden tijdens de Eerste Wereldoorlog vooral per trein. Arthur had toegang tot vertrouwelijke informatie over de verplaatsingen en lekte die naar de geallieerden.

Toen een nieuw lid van de verzetsgroep vertrouwelijke informatie doorspeelde aan de Duitsers, werd de 64-koppige organisatie door de Duitsers opgerold. Arthur werd samen met vijf anderen ter dood veroordeeld. Protest baatte niet.

Op 16 maart werd hij in alle vroegte met zijn 5 kompanen gefusilleerd door de Duitsers.

Gerelateerde items